Inleiding
Recentelijke ontwikkelingen onderstrepen de urgentie van beter clubbestuur in het Nederlandse profvoetbal. Zo verloor Vitesse in augustus 2025 zijn proflicentie na jarenlange licentie-overtredingen en financieel wanbeleid onder buitenlandse eigenaars. De Arnhemse sportwethouder noemde het “een tragedie voor de stad: “De stad heeft een groot deel van zijn DNA verloren”. Zulke gevallen voeden de roep om democratischer governance en bescherming tegen ongebreidelde commerciële overnames. In dit rapport laten we daarom de waarde en noodzaak van een 50+1 model in het Nederlandse betaald voetbal zien, een structuur die succesvol blijkt in o.a. Duitsland en Zweden en steeds vaker wordt geopperd door supporters en beleidsmakers. Alleen gooien wij het gewenste Nederlandse sausje eroverheen door het 50 + 1 model te combineren met een STAK(STichting AdministratieKantoor).
Dit rapport is opgesteld voor beleidsmakers, gemeenten, de KNVB, alsook supporters en clubbestuurders. Het geeft een heldere uitleg van het STAK + 50+1 model en visualiseert de structuur. Vervolgens bespreken we internationale ervaringen; met name de Duitse 50+1regel en casussen (RB Leipzig, Hannover 96). Daarna analyseren we de juridische kaders in Nederland en schetsen we de mogelijkheden voor implementatie. We wegen argumenten voor meer democratische zeggenschap en bescherming tegen commerciële overnames. Ten slotte formuleren we beleidsaanbevelingen voor KNVB-licentie-eisen, voorwaarden bij gemeentelijke stadioninvesteringen en het bevorderen van supportersparticipatie. We sluiten af met een voorstel voor gefaseerde invoering, bijvoorbeeld via pilots bij clubs in financiële of organisatorische transitie.
Uitleg van het STAK + 50+1 model
50+1 regel: meerderheid in eigen handen: Het 50+1-model houdt in essentie in dat een voetbalclub te allen tijde de meerderheid van zeggenschap (stemrechten) in eigen handen houdt. Concreet betekent dit dat >50% van de stemgerechtigde aandelen niet verkocht kan worden aan externe investeerders. In Duitsland is dit sinds 1998 een licentie-eis: de moedervereniging van de club moet minstens 50% + 1 van de stemmen in de professionele tak behouden. Zo blijven de clubleden, doorgaans fans en sponsoren, de baas over hun club en kan een externe partij nooit zonder hun instemming de meerderheid overnemen. Het Europese Parlement heeft in 2017 deze clubledencontrole via 50+1 zelfs als “good practice” bestempeld en riep lidstaten, sportbonden en competities op om dit model te overwegen. Het doel is voorkomen dat profclubs “het speeltje van rijke individuen” worden, gezien de grote maatschappelijke rol van voetbal.
STAK: scheiding tussen economisch belang en stemrecht: Een Stichting Administratiekantoor (STAK) is een bijzonder type stichting die aandelen van een vennootschap houdt en daarvoor certificaten uitgeeft. De STAK bestuurders oefenen de stemrechten op de aandelen uit, terwijl de certificaathouders het economisch recht (bijvoorbeeld dividend) krijgen. Dit is een gangbare Nederlandse constructie om de zeggenschap te scheiden van financieel eigendom, dit wordt vaak toegepast om continuïteit te waarborgen of ongewenste invloed van aandeelhouders te beperken. In een voetbalcontext kan een STAK worden ingezet om investeerders kapitaal te laten inbrengen (in ruil voor certificaten) zónder dat de investeerder stemrecht krijgt over cruciale clubbeslissingen. Zo kan een club externe middelen ontvangen terwijl de supporters of clubleden via de STAK de meerderheid van de stemrechten behouden.
Combinatie STAK + 50+1: Het voorgestelde governancemodel combineert de twee bovenstaande principes. De professionele tak van de club (meestal een B.V. of N.V.) draagt minimaal 50% + 1 van de stemrecht verlenende aandelen over aan een STAK of vereniging die de clubbelangen behartigt. Deze STAK/vereniging wordt bestuurd door vertegenwoordigers van supporters, leden en eventueel andere lokale stakeholders. De overige aandelen (maximaal 49%) kunnen vrij worden gehouden investeerders of strategische partners, maar zonder meerderheid aan stemrecht. Dit garandeert dat “de club”, in de vorm van fans/leden in de STAK, altijd het laatste woord heeft in aandeelhoudersbesluiten. Het model is dus een Nederlandse uitwerking van 50+1, gebruikmakend van het flexibele STAK-instrument om zeggenschap en economisch eigendom te structureren.
Internationale ervaringen met 50+1
Duitse Bundesliga: verplicht ledenmeerderheid: Duitsland hanteert al decennia de 50+1 regel als standaard. Deze is vastgelegd in de statuten van de Deutsche Fußball Liga (DFL) en bepaalt dat om een licentie te krijgen, een club of haar ledenvereniging minimaal 50% + 1 stem in de profclub moet bezitten. Tot 1998 waren Duitse profclubs volledig ledenverenigingen (eingetragener Verein, vergelijkbaar met Nederlandse verenigingen) en particuliere eigendom was verboden. Sindsdien mogen clubs hun profafdeling verzelfstandigen in een kapitaalsvennootschap (bijv. een AG), mits de moedervereniging de meerderheid houdt. Dit beperkt uitsluitend het stemrecht, niet de kapitaalinbreng: investeerders kunnen dus wel aandelenkapitaal bezitten, maar geen meerderheidsstem verwerven. Het resultaat is dat in de Bundesliga de clubleden via hun vereniging altijd de controle behouden, wat de club verbindt met de fans en lokale gemeenschap.
In de praktijk zijn er diverse implementaties in Duitsland:
- Traditionele verenigingen: Enkele clubs bleven volledig vereniging (100% lidmaatschap) voor hun profteam, zoals Schalke 04, Mainz 05 en SC Freiburg.
- Deelverzelfstandiging: Velen richtten een vennootschap op voor (delen van) hun activiteiten, maar waarborgen nog steeds 50+1. Bijv. FC Bayern München bracht in 2002 zijn profteam in een AG onder en haalde kapitaal op voor stadionbouw, maar de vereniging FC Bayern behield 75% van de aandelen, dus ruim de meerderheid. Bayern verkocht 25% aan drie partners (Adidas, Audi, Allianz) maar blijft als ledenclub de baas; Bayern is sportief en financieel zeer succesvol en toch “van de leden”.
- Beursgang onder 50+1: Borussia Dortmund ging als eerste Duitse club naar de beurs (2000), maar ook daar bleef de verdeling zodanig dat de ledenvereniging controle houdt (de BVB-vereniging bezit ~51% stemrecht).
- Uitzonderingen op de regel: De DFL kent een 20-jarenregel waarbij een externe partij die minstens 20 jaar substantieel in de club investeert een meerderheidsbelang mag krijgen. Hierop beroepen zich historische bedrijfsclubs Bayer Leverkusen (Bayer AG) en VfL Wolfsburg (Volkswagen), die al vóór invoering van 50+1 eigendom van hun sponsoren waren. Ook Dietmar Hopp kreeg dankzij >20 jaar ondersteuning van TSG Hoffenheim tijdelijk een meerderheidsaandeel, al droeg hij in 2023 vrijwillig zijn stemrechten terug aan de leden. Zulke uitzonderingen zijn zeldzaam en inmiddels staat de DFL terughoudend tegenover verdere ontheffingen.
RB Leipzig – omstreden case: RasenBallsport Leipzig, opgericht in 2009 met steun van Red Bull, houdt formeel vast aan 50+1 maar kreeg veel kritiek wegens het omzeilen van de regel. De clubvereniging van RB Leipzig heeft namelijk slechts een handjevol leden (in 2014 waren het er 17, later ±21), merendeels Red Bull-medewerkers, en hanteert torenhoge lidmaatschapskosten. Bovendien behoudt de club het recht om aspirant-leden zonder opgaaf van reden te weigeren. Zo blijft de controle feitelijk in handen van Red Bull GmbH terwijl de 50+1-regel technisch niet overtreden wordt. Deze constructie stuit op veel weerstand bij fans van andere Duitse clubs, die RB Leipzig beschouwen als een “marketingproduct” dat de geest van 50+1 ondermijnt. Desondanks toonde dit voorbeeld dat slimme juridische structuren de regel kunnen uitkleden als de ledenvereniging niet echt open en democratisch is.
Hannover 96 – poging tot afschaffing: Een andere spraakmakende casus is Hannover 96. Clubvoorzitter Martin Kind, tevens grootaandeelhouder, voerde jarenlang campagne tegen 50+1. In 2009 diende hij een voorstel in om de regel af te schaffen, hetgeen door 32 van de 36 profclubs ferm werd verworpen. Kind poogde later via de 20-jaar-exceptie volledige overname te krijgen, maar stuitte op weerstand van supporters en uiteindelijk de DFL. In 2018 diende Kind een officiële ontheffingsaanvraag in, die hij echter moest intrekken nadat fancollectief ProVerein1896 aantoonde dat zijn investeringen niet substantieel of consistent genoeg waren om te kwalificeren. Ondertussen voerden Hannover-fans felle acties (“Kind muss weg!”-protesten, boycots, een symbolische rouwstoet voor de “dood van het volkse voetbal”). In 2019 trad Kind terug als voorzitter, waarna een door fans gesteunde kandidatenlijst de Raad van Toezicht overnam. Deze gebeurtenissen gelden als overwinning voor 50+1: de club keerde terug naar een ledenmeerderheid en Kind’s greep verminderde. De Hannover-case toont dat Duitse supporters 50+1 als essentieel zien voor democratie bij de club. Advocaten van Kind stelden dat 50+1 in strijd zou zijn met EU-mededingingsrecht, maar tot op heden is de regel in stand gebleven en door Duitse en Europese organen acceptabel bevonden.
Andere landen: Ook elders bestaan varianten van fancontrole. In Zweden geldt een vergelijkbare “51% regel” in alle sporten: alleen non-profit verenigingen mogen in de hoogste divisies spelen en houden ten minste 51% stemrecht in eventuele kapitaalvennootschappen. Spanje kent geen algemene 50+1 verplichting, maar vier topclubs (FC Barcelona, Real Madrid, Athletic Bilbao, CA Osasuna) bleven op historische gronden volledig ledenclubs (socios modellen), wat vergelijkbare fancontrole oplevert. In Engeland is het eigenaarsmodel juist volledig liberaal, wat resulteerde in talloze buitenlandse overnames van clubs. De keerzijde is daar zichtbaar in afnemende invloed van fans en incidenten waarbij traditionele clubs in de problemen kwamen (denk aan Manchester United’s schuldenlast onder de Glazers, of het faillissement van Bury FC in 2019). Na de mislukte Super League-plannen (2021) en brede supportersprotesten, pleitte een fan-geleid onderzoek in het VK voor maatregelen als een “golden share” voor supporters en strengere toetsing van eigenaren. Hoewel 50+1 niet wettelijk is ingevoerd in Engeland, groeit de erkenning dat “supporter engagement” en zeggenschap cruciaal zijn voor duurzaam voetbalbestuur. Het Nederlandse voetbal kan lering trekken uit deze internationale casussen: het Duitse model bewijst dat structurele fan invloed verenigbaar is met topsport en commerciële groei (zie Bayern, Dortmund), terwijl het ontbreken ervan elders kan leiden tot vervreemding of instabiliteit.
Juridische kaders en implementatieruimte in Nederland
Huidige regelgeving: In Nederland bestaat momenteel geen formele 50+1 eis in het betaald voetbal. Clubs opereren veelal als besloten vennootschap (B.V.) of naamloze vennootschap (N.V.), al dan niet met een stichting of vereniging als (groot)aandeelhouder. De KNVB-licentievoorwaarden stellen wel eisen aan continuïteit, financiën en integriteit, maar regelen de eigendom- en zeggenschapsstructuur van clubs nauwelijks, behalve dat een club bij overnames of investeerderswijziging goedkeuring moet vragen (zogeheten ‘change of control’-toets). Dit betekent dat er juridisch ruimte is voor clubs om vrijwillig een STAK + 50+1structuur te hanteren. Sterker nog, enkele clubs dóén dat al in zekere mate (Ajax, FC Twente, etc.). De uitdaging ligt erin om dit model breed te implementeren of zelfs te verplichten, zonder tegenstrijdigheid met bestaande wetgeving of internationale regels.
Vennootschaps- en verenigingsrecht: Nederlands recht biedt in principe de nodige instrumenten om 50+1 te faciliteren. Zo is het toegestaan dat een vereniging of stichting aandelen houdt in een BV/NV, iets dat Ajax’ verenigingsstructuur (73% van NV-aandelen) duidelijk illustreert. Een Stichting Administratiekantoor kan via statuten en administratievoorwaarden bepalen dat certificaathouders geen stemrecht hebben, of slechts onder bepaalde voorwaarden. Ook kan een stichting prioriteitsaandelen houden met speciale beslissingsrechten (zoals bij Fortuna Sittard gebeurt). Deze constructies zijn legaal en gangbaar in NL ondernemingsrecht. Bovendien erkent de wet de mogelijkheid van golden shares of prioriteitsaandelen in NV’s/BV’s als beschermingsconstructie tegen ongewenste overnames. Er hoeft dus vermoedelijk géén nieuwe wet te worden geschreven om 50+1 mogelijk te maken; clubs kunnen hun statuten aanpassen en STAK’s oprichten binnen de huidige kaders.
Mededingingsrecht en EU-aspecten: Een potentiële zorg is of een verplichte 50+1regel botst met het Europese mededingingsrecht of vrij verkeer van kapitaal. Martin Kind (Hannover 96) betoogde dit, maar zijn juridische uitdaging leverde geen afschaffing op. De 50+1regel in Duitsland is tot dusver standgehouden; de Europese Commissie heeft zich er niet tegen verzet, en het Europees Parlement heeft juist positief gereageerd op het model. Omdat de regel niet van overheidswege maar via bondstatuten/licentievoorwaarden zou worden opgelegd, is het primair een private governance-maatregel. Deze valt binnen de autonomie van sportorganisaties, mits er redelijke gronden voor zijn (zoals het bewaken van sportintegriteit en clubbestendigheid). Het Bosman-arrest betrof arbeid en transfers, niet eigendomsstructuur; op dat laatste terrein bestaat ruimte zolang eigenaars niet gediscrimineerd worden op nationaliteit. De 50+1regel geldt uniform voor alle investeerders, ongeacht land, dus een goed ontworpen regeling zou niet eenvoudig als beperking van kapitaalverkeer worden aangemerkt. Overleg met juridische experts is evengoed raadzaam om de precieze inbedding juridisch waterdicht te maken, maar het Duitse precedent en de EU-resolutie duiden erop dat implementatie haalbaar is.
Rol van KNVB en overheid: De KNVB kan via haar licentiereglementen nieuwe eisen stellen omtrent governance. Artikel 6 van de licentie-eisen (inzake rechtspersoonlijkheid club) zou bijvoorbeeld uitgebreid kunnen worden met een bepaling dat “de statuten van de betaaldvoetbalorganisatie bepalen dat de vereniging/stichting verbonden aan de club te allen tijde ten minste 50%+1 van de stemrechten behoudt.” Dit zou analoog zijn aan de DFL-regel. Daarnaast kunnen overheden – met name gemeenten – hun invloed aanwenden. Gemeenten zijn vaak stadion-eigenaar of verstrekken leningen/garanties aan clubs; zij zouden in contracten voorwaarden kunnen opnemen die een 50+1 achtige structuur bevorderen (bijv. “Club X dient een supportersstichting met golden share in te stellen als voorwaarde voor gemeentelijke steun”). Hierop komen we terug bij de aanbevelingen. Ten slotte zou de Rijksoverheid (ministerie VWS of EZ) een “Code Goed Sportbestuur” kunnen formuleren waarin 50+1 als best practice voor profclubs wordt genoemd, om zo soft law richting te geven.
Samengevat biedt het Nederlandse juridisch raamwerk voldoende mogelijkheden om het STAK + 50+1model vorm te geven. Veeleer is de vraag hoe de wil en samenwerking van clubs, bond en stakeholders is om dit door te voeren. Duidelijke licentieregels en flankerend overheidsbeleid kunnen daarvoor zorgen, zonder in strijd te komen met hoger recht.
Argumenten voor democratische zeggenschap en bescherming tegen overname
Het STAK + 50+1model beoogt twee hoofddoelen: (a) het vergroten van democratische betrokkenheid van supporters/leden bij hun club, en (b) bescherming tegen ongewenste (buitenlandse) overnames en kortetermijnwinsten ten koste van clubbelang. Hieronder zetten we de argumenten en voordelen uiteen:
- Verankering van club in de gemeenschap: Door supporters en lokale leden zeggenschap te geven, voelen zij zich meer betrokken. De club wordt “(nog) meer hun club”. Dit verhoogt de identificatie en sociale binding. Stadions en clubs zijn cultureel erfgoed; 50+1 zorgt dat belangrijke beslissingen in handen blijven van degenen die emotioneel geïnvesteerd zijn in de club (fans, leden). Dit voorkomt vervreemding van de achterban, zoals wel gezien wordt bij clubs met alleen buitenlandse eigenaren.
- Continuïteit en financieel gezond beleid: Clubs met sterke supportersinvloed blijken financieel voorzichtiger en duurzamer te opereren. In Duitsland en ook Engelse lagere divisies is aangetoond dat “clubs met supportersinspraak het financieel beter doen”, omdat fans minder geneigd zijn de continuïteit op het spel te zetten voor kortstondig succes. Supporters-bestuurders zullen gokken met de club toekomst (zoals onhoudbare schulden of risicovolle speculatie) eerder afwijzen, aangezien het voortbestaan belangrijker is dan winstmaximalisatie. Ook komt bij een breed ledenbestand jaarlijkse contributie binnen, bijvoorbeeld €20 per lid, wat bij 20.000 leden €400.000/jaar oplevert, een stabiele inkomstenbron die eigenaren nu vaak niet aanboren. Hoewel dit geen megabedrag is, illustreert het de focusverschuiving; van afhankelijkheid van één geldschieter naar een collectieve basis.
- Bescherming tegen ongewenste investeerders en commercieel misbruik: Een 50+1 regeling fungeert als poortwachter tegen overnames door partijen met louter commerciële of politiek-motivaties. Een externe meerderheidsaandeelhouder kan nu in Nederland theoretisch het stadion verkopen, de clubkleuren wijzigen of zelfs verplaatsen naar een andere stad, mits binnen algemene regelgeving, supporters staan dan buitenspel. Met een golden share of STAK-veto kunnen kernwaarden als clubnaam, kleuren, speelstad en logo veiliggesteld worden. Fortuna Sittard heeft bijvoorbeeld statutair vastgelegd dat zulke wijzigingen alleen met bindende instemming van de supporters-STAK mogen gebeuren. Dit beschermt tegen scenario’s zoals in Engeland, waar clubs door eigenaren in vreemde kleuren werden gedwongen (Cardiff City’s eigenaar veranderde in 2012 de clubkleur van blauw naar rood om marketingredenen, tegen fanwil in). Eveneens voorkomt het dat een eigenaar de club als pure investeringsvehikel ziet en bij tegenvallend rendement abrupt vertrekt, de club achterlatend in chaos; het Vitesse-debacle is een waarschuwing.
- Bevordering van goed bestuur en transparantie: Wanneer de hoogste macht bij een ledenorganisatie ligt, moeten bestuurders verantwoording afleggen aan een breder kiescollege in plaats van aan één grootaandeelhouder. Dit vergroot de transparantie en beperkt vriendjespolitiek. Er wordt “puur gekeken wat iemand kan en niet wie hij of zij kent” bij benoemingen. Leden kunnen in Algemene Ledenvergaderingen kritische vragen stellen, bestuurders benoemen of eventueel ontslaan. Dit mechanisme dwingt een professionele organisatie tot zorgvuldigheid en checks and balances. De Raad van Commissarissen kan (deels) door leden gekozen worden of via bindende voordracht van supportersorganen worden ingevuld (zoals bij FC Groningen één RvC-lid op voordracht van supporters is benoemd sinds 2020). Zulke invloed voorkomt dat directies zich volledig onttrekken aan controle. Ook geeft het fans inzicht in beleidsplannen en financiën, wat de trust tussen clubleiding en achterban vergroot.
- Behoud van fan-culturele waarden: De 50+1 regel wordt ook gezien als beschermer van de unieke supporterscultuur. In Duitsland gaan relatief lage ticketprijzen, staantribunes en faninvloed hand in hand met de 50+1 structuur. Zonder zeggenschap van fans zouden winstrevenende eigenaren geneigd kunnen zijn om bijvoorbeeld staanplaatsen af te schaffen voor duurdere zitplaatsen, of ongunstige speeltijden (maandag 22:00 u) te accepteren enkel voor hogere tv-inkomsten. Met fans aan het roer is de kans groter dat er balans wordt gezocht tussen commercie en traditie. Dit vertaalt zich in hogere toeschouwersgemiddelden en meer clubloyaliteit: Duitse stadions zitten vol, ook in mindere sportieve tijden (Schalke 04 b.v. degradeerde, maar behield 60.000 fans per wedstrijd en een van de hoogste ledentallen). De betrokkenheid die voortvloeit uit mede-eigenaarschap is een waarde op zich en draagt bij aan een positiever imago van het voetbal.
- Preventie van extreme situaties: Ten slotte is het argument van “noodzakelijk kwaad” om 50+1 in te voeren om wanpraktijken te voorkomen. We hebben reeds Vitesse genoemd; ook bij clubs als ADO Den Haag (waar een Chinese eigenaar en later een Amerikaanse investeerder in conflict raakten met bestuur en supporters, resulterend in financiële crises) zou een verplichte lokale meerderheid mogelijk veel ellende hebben gescheeld. In extremisme kunnen clubs zonder goede governance hun maatschappelijke waarde schaden, denk aan fraudeschandalen of zelfs opheffing. Democratische zeggenschap is geen garantie op sportief succes (het blijft mogelijk dat slecht beleid wordt gevoerd, fans zijn niet onfeilbaar, zie Schalke’s sportieve dip), maar het creëert wel een vangnet: de club is van en voor de mensen en niet uitgeleverd aan willekeur van individuen. Dit is in lijn met wat beleidsmakers “maatschappelijke verankering” noemen, clubs zijn meer dan bedrijven; ze vervullen een publieke, sociale rol.
Concluderend blijkt uit bovenstaande dat het STAK + 50+1 model niet alleen principieel wenselijk is om de “volksclub” te behouden, maar ook praktisch voordelen biedt voor stabiliteit en clubcultuur. De argumenten sluiten aan bij moderne opvattingen over good governance: inspraak van stakeholders (fans), transparantie, en langetermijnwaarde boven kortetermijngewin.
Beleidsaanbevelingen
Op basis van de analyse doen we een reeks aanbevelingen voor verschillende actoren om de invoering van het STAK + 50+1model te bevorderen:
1. KNVB: Aanpassing licentievoorwaarden
De KNVB speelt een sleutelrol en kan via het licentiestelsel sturen. Aanbevolen wordt om in de licentie-eisen expliciete bepalingen op te nemen die een 50+1structuur verankeren. Concreet zou de licentiecommissie kunnen eisen dat elke betaald voetbalorganisatie:
- in haar statuten een bepaling opneemt dat minimaal 50% + 1 van de stemrechten in handen blijft van een vereniging of stichting gelieerd aan de club (waarvan de uiteindelijke belanghebbenden supporters/leden zijn);
- bij elke voorgenomen aandelenuitgifte of -overdracht eerst aantoont dat hierdoor de 50+1 verhouding niet wordt aangetast, of anders geen goedkeuring krijgt;
- een organogram en governance-rapport aanlevert waarin de rol van eventuele STAK’s, supportersorganen en investeerders is uitgewerkt, ter toetsing door de licentiecommissie jaarlijks.
Om clubs tijd te geven, kan de invoering gefaseerd (zie sectie pilotfase). Maar een duidelijke stip op de horizon is nodig: bijvoorbeeld per seizoen 2027/2028 moet elke nieuwe eigenaar akkoord gaan met 50+1-voorwaarden, en uiterlijk 2030 voldoet elke profclub aan de structuur. De KNVB zou dit kunnen koppelen aan sancties (van puntenaftrek tot intrekking licentie in uiterste geval, analoog aan financiële licentieregels).
Daarnaast bevelen we de KNVB aan om samen met het Supporterscollectief Nederland en experts een handreiking op te stellen voor clubs: hoe richt je een STAK op, hoe pas je statuten aan, best practices uit Duitsland etc. Educatie en begeleiding zijn cruciaal, zeker voor kleinere clubs. Ook kan de KNVB kijken naar de bondsstatuut zelf: nu al staat daarin dat clubs de statutenwijzigingen door de bond moeten laten goedkeuren, dit kan gebruikt worden om 50+1 af te dwingen.
Niet onbelangrijk: de KNVB moet dit onderwerp ook Europees agenderen. Via UEFA en FIFA kunnen nationale bonden kennis uitwisselen. De UEFA heeft in 2021 in haar congressen ook sympathie getoond voor fan involvement na de Super League kwestie, dus wellicht dat een Europese richtlijn in de toekomst niet ondenkbaar is. Nederland kan hierin vooroplopen door nationaal beleid.
2. Gemeentelijk beleid: voorwaarden bij stadion en steun
Veel clubs zijn financieel verweven met hun gemeente (huur stadion, grond, exploitatiesubsidies, leningen e.d.). Gemeenten kunnen als voorwaarde voor hun steun instrumenteel beleid voeren:
- Bij stadioninvesteringen of -huurcontracten: Neem clausules op die de club verplichten een bepaald governanceprofiel te handhaven. Bijvoorbeeld: wanneer een gemeente garant staat voor een nieuwe tribune, kan in de overeenkomst een bepaling staan dat de club een Stichting Continuïteit of STAK in stand houdt met vetorecht op verplaatsing van de club buiten de gemeente. Zo’n prioriteitsaandeel bij de gemeente of supporters kan voorkomen dat een eigenaar de club plotseling verkoopt en naar elders laat verhuizen (zoals elders is gebeurd, denk aan Wimbledon->Milton Keynes in Engeland). In Groningen had de gemeente al een vaste zetel in de RvC als voorwaarde voor een lening; in de toekomst zou men kunnen eisen dat in plaats daarvan de supportersvereniging die rol krijgt of minstens mede deel uitmaakt van de controle.
- Subsidies en exploitatiebijdragen: Koppel elke vorm van structurele ondersteuning (bv. jaarlijkse onderhoudssubsidie voor het stadion) aan de eis dat de club voldoet aan criteria van “maatschappelijke verankering”. Dit begrip kan worden gedefinieerd als: lokale binding in bestuur, supportersinvloed en geen meerderheid bij externe partij. Gemeenten mogen publieksgeld immers verantwoord uitgeven; een club die slechts een investeringsobject is, heeft minder recht op gemeenschapsgeld dan een club die aantoonbaar breed gedragen wordt.
- Lokale convenanten: Gemeenten kunnen in samenspraak met clubs en supporters een lokaal convenant opstellen waarin afspraken over zeggenschap zijn vastgelegd. Bijvoorbeeld een “Stadionreglement” dat bepaalt dat het stadion (vaak gemeentelijk eigendom) alleen gebruikt mag worden door een club die een 50+1 model hanteert. Dit is een indirecte prikkel: de club wil in dat stadion spelen, dus zal zich conformeren.
Verder is het aan te raden dat koepelorganisaties zoals de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) richtlijnen opstellen voor gemeenten omtrent profclubs. Bijvoorbeeld een modelovereenkomst of checklist voor college-onderhandelingen met clubs, waar de 50+1 principes in staan. Zo hoeven niet alle 34 gemeenten met een profclub het wiel zelf uit te vinden.
3. Versterking supportersparticipatie binnen clubs
Los van formeel eigendom is er breed winst te behalen in de interne governance van clubs door supporters een stem te geven. Enkele aanbevelingen op clubniveau:
- Instelling van een supportersraad of ledenvereniging: Clubs zonder bestaande verenigingsstructuur kunnen een ledenclub oprichten waarin seizoenkaarthouders, supporters en zelfs kleine sponsoren lid kunnen worden (tegen geringe contributie). Deze vereniging hoeft niet direct juridisch eigenaar te zijn, maar kan fungeren als adviesorgaan met instemmingsrechten op strategische besluiten. Dit kan de voorloper zijn van een echte 50+1 implementatie. Het voorbeeld Ons Groningen (supportersvereniging) laat zien dat zoiets binnen een club als FC Groningen al kan en waardevol is.
- Supporterszetel in RvC/RvB: Stimuleer clubs om in hun Raad van Commissarissen minimaal één zetel te reserveren voor een gekozen supportersvertegenwoordiger (met passend profiel). Sommige clubs doen dit al informeel; dit kan geformaliseerd worden. Ook een plek in het dagelijks bestuur (Raad van Bestuur) voor iemand met mandaat van supporters zou overwogen kunnen worden bij clubs die geen two-tier board hebben. Dit waarborgt dat bij elke bestuursbeslissing de fanperspectief meegewogen wordt.
- Golden share voor identitaire kwesties: Zoals Fortuna Sittard heeft gedaan, kunnen clubs nu al een prioriteitsaandeel inrichten en aan een supportersstichting toewijzen voor specifieke onderwerpen. We bevelen aan dat alle clubs minstens dit doen voor zaken als wijziging van clubnaam, logo, clubkleuren, fusie of verhuizing buiten de vestigingsplaats. Hiermee wordt het “erfgoed” beschermd ongeacht wie eigenaar is. De KNVB zou dit zelfs als losse eis kunnen stellen bij licenties (onafhankelijk van volledige 50+1).
- Transparantie en communicatie: Participatie betekent ook dat supporters toegang hebben tot informatie. Clubs kunnen ervoor kiezen om, naar Duits voorbeeld, periodiek een ledenvergadering of fanforum te houden waar de directie toelichting geeft op beleid en financiën. Dit vergroot draagvlak en begrip. Daarnaast zou elke club een Supporters Liaison Officer (SLO) op directieniveau moeten hebben (veel clubs hebben reeds SLO’s, maar geef deze rol meer gewicht, bijvoorbeeld door de SLO te laten rapporteren aan de RvC over supporterszaken).
De bovengenoemde maatregelen hoeven niet te wachten op verplichte regels; clubs en supporters kunnen hier proactief mee aan de slag. De KNVB en Supporterscollectief kunnen best practices delen en eventueel kleine subsidies of prijzen instellen voor clubs die hierin vooroplopen, om positieve prikkels te geven.
4. Gefaseerde invoering en pilotprojecten
Gezien de variërende beginsituatie van clubs is een gefaseerde aanpak verstandig. We stellen een implementatiepad in stappen voor:
- Fase 1: “Early adopters” en pilots (2025-2026): Identificeer een paar clubs die openstaan voor het model, bijvoorbeeld clubs in een reorganisatie of met nieuwe eigenaren die draagvlak zoeken. Denk aan een Eerste Divisie club in financiële transitie, of een Eredivisieclub waar de eigenaar wil terugtreden. Faciliteer 2 à 3 pilotcases waarin de STAK + 50+1 structuur vrijwillig wordt ingevoerd. Bijvoorbeeld: bij een club als FC Den Bosch (waar recent buitenlandse eigenaren zijn vertrokken en nieuwe buitenlandse zakenmensen/bedrijven de aandelen hebben overgenomen) zou de KNVB samen met investeerders, gemeente en supporters een pilot kunnen ondersteunen om een STAK op te richten die de meerderheid van aandelen overneemt, met investeerders op 49%. Lessons learned uit deze pilots (juridisch, financieel, emotioneel draagvlak) kunnen worden gedocumenteerd. Overweeg ook Vitesse als mogelijke pilot, wellicht onder gezamenlijke voorwaarden van bond en clubs.
- Fase 2: Standaard voor nieuwe eigendomssituaties (vanaf 2026): Stel vanaf een bepaalde datum de regel dat elke nieuwe overname of investering >25% in een club gepaard moet gaan met acceptatie van het 50+1 principe. Dit betekent dat als een investeerder in 2027 een club wil kopen, hij weet dat hij maximaal 49% van de stemmen krijgt, de rest blijft bij de clubstichting. Dit kan opgenomen worden in contracten bij verkoop van aandelen. Bestaande eigenaars krijgen overgangstijd, maar nieuwe toetreders niet. Dit voorkomt een tussentijds “gat” waarbij investeerders nog snel 100% zouden kunnen binnenhalen.
- Fase 3: Geleidelijke transitie bij bestaande clubs (2026-2030): Voor clubs die nu geheel in handen zijn van één eigenaar, moet een transitiepad komen. Niet elke eigenaar zal bereid zijn plots de meerderheid af te staan; hier zijn stimulerende en waar nodig compenserende maatregelen nodig. Men zou bijvoorbeeld via de ECV (Eredivisie CV) financiële prikkels kunnen bieden: een solidariteitsbijdrage of extra TV-gelden voor clubs die het model invoeren. Ook zou men juridisch kunnen werken met certificering van aandelen: de eigenaar behoudt economisch recht op zijn aandelen, maar draagt de stemrechten boven 49% over aan een STAK. Dit is een middenweg die wellicht acceptabel is. Uiteindelijk zou bij licentieherziening in 2029 opgenomen kunnen worden dat per 2030 alle clubs moeten voldoen. Tegen die tijd is hopelijk de mentaliteit ook veranderd en zien eigenaren de voordelen (clubbinding, minder druk om telkens bij te springen financieel omdat fans meer bijdragen, etc.).
- Monitoring en bijsturing: Richt gedurende de invoering een 50+1 Taskforce in met vertegenwoordigers van KNVB, clubs, supporters, gemeenten en onafhankelijke deskundigen (bijv. sportjuristen). Deze taskforce monitort de voortgang, ondersteunt knelgevallen en doet aanbevelingen voor bijstellingen. Bijvoorbeeld, als blijkt dat een bepaalde juridische drempel opspeelt (bv. fiscale behandeling van certificaten) kan men tijdig ingrijpen. Ook communicatie is belangrijk: zorg voor informatiecampagnes richting supporters zodat zij begrijpen wat 50+1 inhoudt en zich inschrijven als lid zodra dat kan.
- Uitzonderingen en flexibliteit: Hoewel uniformiteit wenselijk is, moet er ruimte zijn voor uitzonderlijke gevallen. Bijvoorbeeld een club met een historisch unieke structuur (zoals als vereniging zonder BV) kan wellicht volstaan met een iets andere invulling zolang het principe maar gehaald wordt. Of stel dat een redelijke investeerder na 10 jaar bewezen trouw aan de club extra aandelen wil, kan men een procedure voorzien waarbij de leden zelf akkoord mogen gaan (denk aan Hoffenheim-Hopp situatie, maar dan democratisch besloten). Deze details kunnen uitgewerkt worden zodra het raamwerk staat.
Risico’s en aandachtspunten: Uiteraard zijn er aandachtspunten bij de invoering. Eén daarvan is mogelijke kapitaalschaarste: critici zeggen dat investeerders wegblijven als ze geen volledige controle kunnen krijgen. De Duitse ervaring leert echter dat investeerders wél komen, alleen de echt speculatieve wellicht niet, wat juist de bedoeling is. Clubs als Bayern en Dortmund hebben nog steeds grote sponsordeals en kapitaalinbreng. Nederlandse clubs kunnen compenseren door investeerders inspraak te geven via een RvC-zetel of preferent dividend, etc., zolang ze maar geen meerderheidsstem hebben. Een ander aandachtspunt is de professionaliteit van fanbestuurders: het is cruciaal dat in de stichtingsbesturen gekwalificeerde personen zitten en niet louter emotie regeert. Dit ondervangt men door duidelijke profielschetsen en selectieprocedures voor fanvertegenwoordigers (geen “Jan met de pet” in de RvC zonder expertise, maar bijv. een supporter met financiële of juridische achtergrond). Tot slot moet men oppassen voor schijnconstructies (zoals RB Leipzig), daarom is openheid van ledenstructuur essentieel: lage drempel om lid te worden, geen selectie op loyaliteit aan de eigenaar.
Wanneer gefaseerd en zorgvuldig uitgevoerd, is de invoering van het STAK + 50+1 model haalbare kaart. Het vergt een cultuuromslag in het Nederlandse voetbalbestuur, maar de beloning is groot: sterkere clubs geworteld in hun gemeenschap, minder crisissen van buitenaf, en wellicht een competitie die op lange termijn financieel gezonder is.
Geef een reactie